Paarden zijn nomadische vluchtdieren die evolutionair geprogrammeerd zijn op het leven in (harem-) kuddeverband. Wat is ‘normaal’ voor een paard?
De leiddieren:
- hebben hun aandacht gericht op de omgeving, de kudde heeft de aandacht gericht op de leiddieren.
- zijn vaak de kuddeleden die in een ‘normale’, veilige situatie het minst opvallen. Op het moment dat het nodig is doen zij wat nodig is, meer niet.
- nemen het initiatief in onder andere de verplaatsing van de kudde. Er vindt niet nog gauw even overleg plaats, het leiddier hoeft niemand te overtuigen: zij gaat gewoon. Hierin wordt zij gevolgd door de kudde.
Hoofddoel: overleven.
Kuddebinding is voor paarden letterlijk van levensbelang en daarmee een zeer belangrijke en zwaarwegende factor. Het paard denkt in termen van ‘wij’, niet in termen van ‘ik-en-jij’.
Hiërarchie is een onderdeel van kuddebinding, het moet te allen tijde voor ieder lid van de kudde duidelijk zijn wat zijn of haar functie in het geheel is. Het kan niet zo zijn dat de hiërarchie nog moet worden bepaald op het moment dat de kudde bijvoorbeeld moet vluchten of zichzelf verdedigen. Hiërarchie bij paarden lijkt in geen enkel opzicht op een ‘pikorde’. Het belang van ‘samen’ weegt het zwaarst. Agressie tussen kuddeleden is niet normaal en aangeleerd gedrag vanuit de manier waarop gedomesticeerde paarden leven!
Kuddes zijn soms verschillend van samenstelling (hengsten, merries, jongere of oudere dieren). Bachelorkuddes uitgezonderd is er eigenlijk altijd een leidmerrie die voorop gaat, en een leidhengst die achter de kudde loopt. De veulens worden in het midden van ‘het peloton’ gehouden en op die manier beschermd.
Communicatie tussen kuddeleden vindt plaats via lichaamstaal (dreigen met achterhand, orenspel, enz). Wat voorafgaat aan de ‘fysieke’ lichaamstaal, is het richten van energie (bijv de ‘ruimtebubbel’ van ieder dier), en telepathische interactie. Het is het meest gunstig als er zo min mogelijk geluid en ‘misbaar’ is: hoe stiller hoe effectiever en dus hoe groter de overlevingskans wanneer er roofdieren in de omgeving zijn.
Over grote afstanden kan informatie onzichtbaar en onhoorbaar worden uitgezonden en opgevangen, in de communicatie tussen kuddeleden. Ook gevaar kan op grote afstand worden voorvoeld.
Merries sluiten zich vrijwillig aan bij een hengst. Het kan voorkomen dat een jonge hengst een harem wil ‘schaken’ en daarvoor de leidhengst overwint, maar de merries kiezen alsnog de ‘oude’ hengst om zich bij aan te sluiten. Machtsvertoon zegt hierin niets over leiderschap. De leidmerrie is meestal een wat oudere, ervaren merrie die mogelijk het leiderschap overgedragen heeft gekregen van haar moeder of een eerdere leidmerrie. Ook bij de leidmerrie sluit de kudde zich vrijwillig aan.
Paarden leven voor een groot deel op basis van herinnering, niet zoals veel roofdieren op basis van ervaring. Paarden zijn dus niet in staat tot het maken van een ‘plannetje’, iets wat roofdieren wel kunnen. Paarden leven in het ‘nu’ en in zekere zin in het verleden, minder in de toekomst zoals roofdieren dat kunnen. Een ‘spelletje’ bestaat voor een paard niet, ‘plezier beleven’ wel. Roofdieren zijn in staat tot daadwerkelijk spelen omdat zij vooruit kunnen denken.